Met een gewone omroepontvanger voor AM en FM kan je in de amateurwereld niet veel beginnen. Er zijn wel een aantal goedkope "wereldontvangers" te koop - vaak van Chinese origine - maar die zijn enkel bedoeld voor AM-omroepstations op kortegolf ( "SW" of Short Wave ). Je kan dergelijke toestelletjes ook enkel afstemmen op kortegolfomroepbanden, amateurbanden zitten daar normaal niet of maar zeer gedeeltelijk op. Toch kan je daar ook leuke experimenten mee doen. Hang eens een eind koperdraad van een tiental meter buiten en verbind die (eventueel via een stuk coaxiale kabel van 50 Ω) met de antenne-ingang van de ontvanger. Als er geen antenne-ingang op zit kan je het uiteinde van je antennedraad strippen en een eindje van het blank koperdraad rond de teleskoopantenne draaien. Je zal versteld staan van de exotische omroepstations die je zo op de kortegolfbanden kan ontvangen, vooral 's avonds. Op die eenvoudige wereldontvangers kan je vaak wel signalen horen buiten de omroepbanden van bijv. weerstations, scheepvaart, militaire stations enz..., maar die worden niet in AM uitgezonden en vaak gecodeerd zodat je er met zo'n eenvoudige radio niets aan hebt.
Radioamateurs ( en veel professionele radiostations ) gebruiken op de kortegolfbanden (“HF”) vooral SSB.
Deze modulatievorm is veel efficiënter dan AM - dat daarom bijna niet meer wordt gebruikt.
Een gewone transistorradio kan enkel AM ontvangen op de middengolf ( en soms ook op lange en korte golf) en ( breedbandige ) FM op de 3m-band.
Voor niet-omroepstations heb je een ontvanger nodig die ook zulke SSB-signalen kan verwerken.
Een goede SSB-ontvanger is heel wat complexer dan een gewone omroepontvanger.
Radioamateurs zitten immers veel dichter op elkaar dan omroepstations zodat je ontvanger smallere ( = duurdere ) filters behoeft om de verschillende stations uit elkaar te houden.
Een goede ontvangers moet tussen sterke signalen ook de zwakkere kunnen weergeven en zo weinig mogelijk storingen en ruis binnenhalen.
Je moet hem ook nauwkeurig kunnen afstemmen op willekeurige frequenties, dus niet met druktoetsen in stapjes van bijv. 5 kHz.
In praktijk is het onbegonnen werk om een goedkoop kortegolfontvangertje zo aan te passen dat je er amateurverkeer mee kan ontvangen.
Als je wat ervaring hebt met elektronica is het eenvoudiger zelf een ontvangertje te bouwen, bijv. volgens het directe-conversie principe.
Daarvoor bestaan diverse bouwkits - zie de pagina over zelfbouw.
Sinds een aantal jaren zijn er wel compacte wereldontvangers op de markt waarmee je ook SSB kan ontvangen; ze zijn echter relatief duur ( reken vanaf € 150 à 200 )
en eerder geschikt voor wereldreizigers die naar ( kortegolf- ) omroepstations willen luisteren, dan voor de ontvangst van radioamateurs.
Op de hogere frequentiebanden ( VHF en hoger ) - die vooral voor plaatselijk verkeer gebruikt worden - wordt meestal FM toegepast.
In België is het niet toegelaten om met scanners en dergelijke, professioneel radioverkeer te ontvangen.
De grote merken van amateurtransceivers verkopen ontvangers die specifiek voor de amateurmarkt bedoeld zijn: ze zijn nauwkeurig af te stemmen,
beschikken over betere filters en diverse mogelijkheden om externe antennes en randapparaten aan te sluiten.
Dat soort toestellen kan je in gespecialiseerde winkels kopen, maar misschien kan je er ook wel een lenen bij een radioamateur in de buurt of bij je plaatselijke vereniging...
Je kan ze vaak tweedehands op de kop tikken op één van de amateurvlooienmarkten ( zie de pagina Waar haal je dat ? ).
Tegenwoordig hebben de meeste ontvangers "general coverage", dat wil zeggen dat ze over een breed, doorlopend bereik alle frequenties kunnen ontvangen,
bijvoorbeeld alle signalen tussen 100 kHz en 50 MHz.
Bij sommige, vaak wat oudere, amateurtoestellen is het ontvangstbereik beperkt tot de amateurbanden.
( Let wel: het is niet omdat je die signalen kan ontvangen, dat je zo ook kan begrijpen: veel professionele communicatie vergt bijkomende interfaces of software of is gecodeerd.
Je hoort dan wel toontjes, geratel, of cryptische letter- en cijfercombinaties, maar je hebt geen idee over de inhoud of waar het vandaan komt. )
In "Elektron" van januari 2012 stond een lijst met een hele reeks moderne en oudere communicatieontvangers met richtprijzen.
Door de technische evolutie zijn er de laatste jaren alternatieve oplossingen beschikbaar zoals de DVB-T-dongles en de SDR-radio's, die meer mogelijkheden bieden voor een lagere of vergelijkbare prijs.
Met een courant verkrijgbare DVB-T dongle, in combinatie met een PC ( of tablet ) waar een SDR-software op draait, kan je ook allerlei radiosignalen ontvangen.
Op het internet vind je dergelijke dongles voor weinig geld, maar let op dat je er een hebt met een geschikte chipset.
De dongle gaat aan de ene kant in een USB-poort en aan de andere kant zit een antenne-aansluiting
( dikwijls MCX-female, zodat je een extra kabeltje nodig hebt om over te gaan naar je normale antennekabelconnector ).
Met zo'n combinatie kan je over een heel ruim frequentiebereik ( HF -> SHF ) allerlei signalen ontvangen, ook van amateurs.
In CQ-QSO van jan-feb 2015 kan je uitgebreid nalezen hoe je dat concreet kan aanpakken, inclusief de bouw van een convertor voor HF-signalen.
Ook in het Duitse blad Funkamateur van november 2015 staan interessante tips.
Het spreekt voor zich dat dergelijke goedkope dongles niet gemaakt zijn om op een drukke HF-band, smalle SSB signalen uit elkaar te halen,
maar voor de hogere banden waar vaak FM gebruikt wordt, biedt het interessante mogelijkheden om te experimenteren.
Voor wie betere prestaties wil op het vlak van bandbreedte, dynamisch bereik enz... bestaan er duurdere dongles die specifiek voor (amateur-)radio-ontvangst bedoeld zijn.
"Software Defined Radio" of SDR is een vrij recente ontwikkeling in de radiotechniek. Daarbij gebeurt de signaalverwerking niet meer in een echte radio maar via software op de PC. Als je naar andere banden wil luisteren dan diegene die sommige websites aanbieden ( zie verder ) heb je - naast een antenne - een los kastje met een SDR-radio nodig. Dat kan je kopen - er komen meer en meer toestellen op de markt in zeer uiteenlopende prijsklassen - of zelf bouwen. Er zijn diverse bouwkits verkrijgbaar via het internet. Dat kastje vormt het interface tussen de antenne en je PC. Met de geschikte software kan je dan de ontvanger aansturen en de signalen hoorbaar maken via je computer. De software biedt allerlei mogelijkheden om specifieke signalen uit te filteren en te decoderen waardoor SDR-radios vaak betere prestaties leveren dan veel gewone, analoge ontvangers. Er bestaan ook al SDR-transceivers, maar als je meer dan enkele Watts uitgangsvermogen wil, zijn die nog vrij duur.
Op het internet biedt een aantal websites toegang tot een SDR-ontvanger: een leuk alternatief voor wie occasioneel eens met de PC wil meeluisteren op de kortegolfbanden,
bijv. die van de radioclub van de Universiteit van Twente.
Kijk eens of je bijvoorbeeld op de 40m-band rond 7150 KHz in LSB geen amateursignalen kan horen.
Versleep met je muis het gele merktekentje zodat het samenvalt met een "witte" signaalstreep in de "waterval".
De site van WebSDR biedt een overzicht van hele reeks
van dergelijk sites met SDR-ontvangers die hun ontvangen signalen op het internet zetten zodat je ze met een computer en een browser kan beluisteren.
Interessant is dat je precies kan zien waar de signalen zitten en hoe breed ze zijn.
Foniesignalen zijn duidelijk veel breder dan CW of RTTY-signalen.
Je krijgt daardoor een goed idee van het gebruik van het frequentiespectrum en van de propagatie van de signalen. Voor zendamateurs kan dat ook handig zijn om hun eigen signaal van op afstand te monitoren.
Als je met een dergelijke ontvanger aan de slag gaat, kan je best een eenvoudige draadantenne installeren.
Weet dat het type antenne in praktijk niet uitmaakt voor het ontvangen van één of ander soort modulatie: je kan met dezelfde antenne zowel AM als SSB of FM ... ontvangen.
Voor een antenne waarmee je naar uitzendingen op diverse kortegolfbanden ( amateur, omroep... ) wil luisteren,
heb je een eind koperdraad nodig van een tiental meter
( de precieze lengte doet er niet echt toe, meer mag ook ! ).
Het soort koperdraad en de dikte zijn van weinig belang: gewoon installatiedraad of -snoer is prima geschikt.
Op de Nederlandse webshop van Communicationworld
kan je diverse voorbeelden zien van draadantennes en onderdelenpaketten met baluns.
Probeer de draad hoog en vrij op te hangen, minstens een paar meter boven de grond en een eindje weg van muren, daken,
metalen structuren ( dakgoten... ) en van storingsbronnen ( bijv. airco ).
Als je de antenne niet rechtstreeks op de radio kan aansluiten, heb je nog een aantal meter coaxkabel nodig
om het signaal van de antenne tot bij je ontvanger te leiden.
TV-coax kan dienen, maar als je nieuwe kabel gaat kopen neem je best 50 Ω-coax, bijv. de goedkope en soepele RG-58.
Die haal je niet in de bouwmarkt maar in een gespecialiseerde zaak.
Hang de antennedraad zo hoog mogelijk buiten op en zorg dat de uiteinden goed geïsoleerd zijn, bijv. met een strip kunststof.
Dat is geen bijzaak: je wil immers niet dat de zwakke signalen uit je antenne weglekken via slechte of vochtige isolatoren.
Eén uiteinde van antennedraad verbind je met de binnengeleider van de coax-kabel, de buitenmantel van de coax verbind je nergens aan.
Zorg voor een degelijke, weerbestendige verbinding, liefst gesoldeerd.
Perfectionisten sluiten de draadantenne via een 1/9 "balun"
( een soort transformator ) aan op de coaxiale kabel,
maar dat hoeft niet per sé voor een eerste experiment: meestal zijn er voldoende sterke signalen in de lucht.
Aan de ontvangerkant van de coax monteer je een passende stekker voor de aansluiting op je toestel.
Meestal is dat een type "PL-259" dat courant verkrijgbaar is - het wordt veel gebruikt in de CB-wereld.
Let er op dat de diameter aan de achterzijde van de connector, overeenkomt met die van je coaxkabel.
De binnenader van de coax soldeer je vast in de pen, de afscherming van kopergaas of -folie maakt contact met de huls van de connector.
Zorg er voor dat er geen kortsluiting kan ontstaan tussen de binnengeleider en de fijne koperdraadjes van de afscherming -
dat is een veel voorkomende fout waardoor je absoluut niets hoort !
Een overzicht van de verschillende types stekkers of "pluggen" staat hier op een andere pagina.
Als je het helemaal goed wil doen, zorg je ook voor een goede aard-aansluiting van de ontvanger.
In eerste instantie kan de randaarding van het stopcontact volstaan, maar voor het betere werk zorg je best voor een goede,
aparte aarding die met een zo kort mogelijke, dikke kabel aan de aardklem van de ontvanger aangesloten wordt.
Meer heb je niet nodig om sterke radioamateurstations van over de hele wereld te ontvangen: zet de ontvanger wel op SSB
( LSB voor de amateurbanden onder 10 MHz en USB voor de banden boven 10 MHz ).
Voor wie geen draadantenne kan installeren is er een alternatieve oplossing voor gebruik binnenhuis.
De "actieve antenne" bestaat uit een kleine ( bijv. telescoop- )antenne en een eenvoudige antenneversterker die het signaal versterkt.
Uiteraard werkt zulke actieve antenne enkel bij ontvangst.
Het spreekt voor zich dat alle stoorsignalen uit de directe omgeving ook versterkt worden, dus ideaal is deze oplossing niet,
maar in een aantal gevallen kan ze wel het verschil maken tussen een station ontvangen of niet.
Kijk eens rond op internet om een aantal voorbeelden of schakelingen te vinden.
Ook een "magnetische loop" is een compacte antenne die je binnen kan gebruiken.
Hij bestaat uit een lus van ongeveer een meter diameter uit koperpijp of dik draad, die wordt afgestemd met een forse variabele condensator.
Door zijn smalle bandbreedte heb je minder last van storingen, maar je moet hem wel telkens bijregelen als je van frequentie verandert.
Er bestaan commerciële versies die je met een afstandsbediening kan afstemmen zodat de antenne zelf bijv. op de zolder kan ondergebracht worden.
Sommige luisteramateurs zoeken de kortegolfbanden af naar exotische kortegolf-omroepstations en
sturen hen een ontvangstrapport om in ruil een QSL-kaart te krijgen.
Op internet is daarover heel wat informatie te vinden, bijv. op deze deze wat oudere, maar nog steeds interessante pagina.
Anderen zijn meer geïnteresseerd in het volgen van uitzendingen van radioamateurs.
In de meeste contests voor radioamateurs is er een apart klassement voor luisteramateurs die zoveel mogelijk verbindingen hebben gehoord.
Ook veel awards en certificaten zijn verkrijgbaar voor luisteramateurs.
Als je interessante verbindingen hoort kan je ze noteren in een logboek en QSL-kaarten
versturen naar dat station.
Als luisteramateur of "SWL" heb je geen bijzondere vergunning nodig,
maar je doet er goed aan lid te worden van een grote landelijke radioamateurvereniging die je dan een “ONL-nummer” toekent.
Zo kan je immers je QSL-kaarten goedkoper verzenden naar radioamateurs dan als je ze met de post moet versturen.
Meer info over QSL-kaarten staat op een aparte pagina.
Aan de hand van een prefixlijst kan je uitmaken in welk land een bepaald zendstation gevestigd is.
In de meeste landen beginnen de roepnamen voor amateurstations met dezelfde lettercombinatie, bijv. ON voor België, EA voor Spanje enz...
Het is erg handig de prefixen van de meest voorkomende landen te herkennen: je hebt dan meteen een idee waar dat signaal vandaan komt.
Op internet kan je daarover allerlei informatie vinden, bijv. dit kaartje
met de meest courante Europese amateurprefixen.
Speciale stations en conteststations gebruiken vaak afwijkende prefixen en die moet je dan opzoeken in gespecialiseerde lijsten.
Zo'n lijst staat onder meer op de site van AC6V.
Je kan ook zoeken in de hamatlas-website -
je kunt daar een KMZ-bestand downloaden dat in combinatie met Google Earth alle prefixen enz... op de aardbol toont.
Natuurlijk zitten er buiten radioamateurs nog allerlei andere stations in de ether, waarvan er vele in digitale modes werken en sommigen gecodeerd zijn.
Noteer dat het volgens de wet in België niet toegelaten is te luisteren naar uitzendingen die niet voor jou bestemd zijn.
Naar kortegolfomroepstations en amateuruitzendingen mag je uiteraard wél luisteren.
De Belgische reglementering is op dit vlak een stuk strenger dan de Nederlandse.
Om de uitzendingen van radioamateurs te beluisteren moet je uiteraard weten op welke frequenties zij uitzenden.
Lange-afstandverbindingen gebeuren bijna altijd op de kortegolfbanden.
Die frequenties vind je onder meer op de UBA-website.
Kies als mode LSB voor de banden lager dan 10 MHz en USB voor de banden daarboven.
Telegrafiestations gebruiken meestal de laagste frequenties in elke band, de foniestations het bovenste deel en
de stations in digitale modes zitten daar tussen in.
Dat is de basislogica voor de bandplannen: elke amateurband is ingedeeld in sub-bandjes volgens mode.
Deze indeling is niet vrijblijvend: ze is internationaal afgesproken binnen de IARU, de International Amateur Radio Union.
Daardoor blijven de brede SSB signalen uit de buurt van de smalle CW
of digimode-signalen en zijn er vaste plekken
waar bijv. eilandjagers, QRP-ers of vakantiegangers elkaar vinden.
Op de website van bijv. de Poolse amateur SQ9JD0 staat een vrij goed overzicht van de meeste dergelijke vaste frequenties:
dat is een goed begin om een idee te krijgen waar je wàt kan vinden op de amateurbanden.
Op de website van de IARU staat een overzicht van de huidige bandplannen,
bijv. voor HF is dit de link,
een versie in het Nederlands kan je vinden op de site van PE1ORG
of een overzichtelijke grafische voorstelling op de site van Luxorion waar het bijgaand schema op te vinden is.
Een goede kennis van die bandplannen is erg belangrijk: in plaats van blind te hengelen naar een bepaald soort stations kan je op basis van het bandplan zeer gericht zoeken.
De grote DX-pedities vind je bijv. altijd op dezelfde plek in een bepaalde frequentieband.
De amateurstations die in de lucht zijn kan je opsporen via de gegevens in de "DX-cluster".
Je kan die "spots" volgen via onder andere de DX-summit website
maar er bestaat ook software die daar speciaal voor bedoeld is en die veel meer mogelijkheden biedt - kijk daarvoor eens op de softwarepagina van deze site. Daar staat ook meer informatie over de "digitale modes" waarmee tegenwoordig veel amateurs dataverbindingen opzetten: dat zijn de vreemde riedeltjes die je op de amateurbanden op sommige plekken kan horen.
Let op de manier waarop geroutineerde amateurs hun verbindingen ( "QSO's" ) maken,
merk de verschillen op in ruisniveau’s tussen de kortegolfbanden, op welke banden je stations hoort uit welke werelddelen en rond welk uur…
Over lokaal radioverkeer in FM lees je verder op deze pagina wat meer.
Een gesprek onder radioamateurs of "QSO" heeft gewoonlijk een min of meer vast verloop. Je zal al gauw merken dat er in de week meer lange QSO’s gemaakt worden dan in het weekend: dan gaan er vaak wedstrijden of "contests" door waarbij het er op aan komt zoveel mogelijk verbindingen te maken. Tijdens die verbindingen worden enkel een rapport ( “59” ) en bijv. een volgnummer doorgegeven. Op een andere pagina kan je wat meer lezen over dergelijke wedstrijden.
Voor echt plaatselijk verkeer worden de kortegolfbanden praktisch niet meer gebruikt,
hoewel je soms nog wel op 80 m QSO’s hoort van mensen uit diverse hoeken van het land die elkaar via een repeater niet kunnen werken.
De laatste tijd kan je ook op 40 m ( rond 7,075 MHz ) vaak Nederlandse stations horen.
Wil je vooral de plaatselijke babbels van je vrienden horen dan heb je een ontvanger voor de 2 m of 70 cm FM-banden nodig.
Dat FM-verkeer gebeurt op vaste kanalen van meestal 12,5 KHz breed, dus bijv. op 145,000 MHz, 145,0125 MHz, 145,025 MHz enz...
De meeste regionale clubs hebben een vast kanaal waarop de plaatselijke amateurs elkaar ontmoeten.
Je kan die frequenties wel op het internet vinden, voor Nederland biedt de website van PD0RSF
een overzicht van een aantal regionale "rondes".
Dikwijls gebruikt men ook een repeater.
Dat is een automatisch relaisstation op een hooggelegen locatie die het signaal van een plaatselijk amateur oppikt, versterkt en weer uitzendt op een andere frequentie.
Daardoor kan het in een veel grotere omgeving ontvangen worden.
Dat betekent dus dat een amateur die een verbinding via een repeater maakt, uitzendt op een andere frequentie dan diegene waarop hij luistert.
Op deze pagina gaan we wat dieper in op het gebruik van repeaters.
Een overzicht van de Belgische "onbemande stations" zoals repeaters en bakens ( en hun frequenties ) staat op de website
van de UBA.
Die condities verschillen al naargelang de band, het seizoen, het uur en de toestand van de zon en de zonnenvlekkencyclus...
Als de klok van je PC correct staat kan je bijv. mooi volgen welke bakens van het
NCDXF-project op dit ogenblik in de lucht zijn.
Op deze website staat ook een overzicht van allerlei ( al dan niet betalende ) software die o.m. op basis van de signaalsterkte van deze bakens,
propagatievoorspellingen levert.
Faros van VE3NEA is in dit domein een mooi product, maar is betalend.
Er zijn nog honderden andere bakens aktief: G3UHF geeft een overzicht van wereldwijde HF-bakens.
Op de website van de Britse radioamateurvereniging RSGB
staat een immense lijst van bakens op de hogere banden in IARU Region I ( VHF-SHF ),
maar je kan die ook vinden in bijv. het vademecum van de VERON.
Een andere moderne toepassing om de propagatie op HF te volgen is Pskreporter :
deze website geeft je een kaart van alle amateurverbindingen in PSK31
die de laatste uren door honderden amateurstations werden gehoord.
Je zal zien dat die HF-stations met slechts enkele W's uitgangsvermogen, vaak duizenden km's ver gehoord worden...
Een gelijkaardig systeem bestaat overigens ook voor CW-signalen: het "Reverse Beacon Network".
Dat netwerk pikt via tientallen SDR-ontvangers, zowat elk (elektronisch getimed ) amateur-CW-signaal op. Spijtig dat de automatische signaalrapporten onderling niet vergelijkbaar zijn.
Met WSPR, de software die door de bekende Amerikaanse radioamateur Joe Taylor, K1JT, werd ontwikkeld kan je de reikwijdte van je eigen signaal uittesten.
Kijk voor meer informatie eens op deze website met allerlei data over het radioverkeer met dat programma.
Op sommige dagen zijn de ( atmosferische ) “condities” véél beter dan op andere:
je merkt dat er dan veel meer activiteit is op de hogere frequentiebanden ( > 14 MHz ) en dat je dan ook meer exotische stations hoort.
Eén van de beste propagatie-sites is DXmaps: je kan
on line op een kaart van Europa "in real time" zien op welke banden er op dit moment verbindingen lopen.
Propagatie van radiosignalen is een complexe aangelegenheid die buiten het bestek van deze website valt.
Omdat er blijkbaar veel mensen met vragen zitten over het bereik van een radiozender
hebben we enkele basisprincipes samengevat op een aparte pagina.
Heb je zelf niet de mogelijkheid om dat allemaal op eigen houtje te verkennen dan kan je altijd terecht
in een van de UBA-secties in je streek.
De grotere secties hebben een eigen shack en laten je daar graag "live" kennis maken met deze boeiende hobby.
Geïnteresseerden uit de regio Leuven ( Vlaams-Brabant ) kunnen elke vrijdagavond terecht in de Radio Club Leuven
om daar een activiteit bij te wonen ( check de kalender op de website ) en het clubstation te bezoeken. Het is uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer.
Ook op buitenactiviteiten zoals de velddag zijn bezoekers altijd van harte welkom.
In het eerste weekend van september doet de Radioclub elk jaar mee met de IARU HF-velddag in SSB ( telefonie ).
Op de velddag proberen de radioamateurs uit de regio Leuven dan in 24 u zoveel mogelijk verbindingen te maken met andere zendamateurs in de hele wereld.
Daarvoor wordt het clubstation opgesteld in Kessel-Lo nabij de abdij van Vlierbeek ( op het grasveld op de hoek van de Kortrijksestraat en de Molenstraat ).
Sinds enkele jaren neemt de Radioclub ook deel aan de Dag van de Wetenschap aan de KULeuven. Die gaat meestal het laatste weekend van november door.
Het is een ideale gelegenheid om vrijblijvend kennis te maken en voor de jeugd de kans om zelf een of andere eenvoudige schakeling te bouwen.