Eerst een frequentie kiezen

Om een verbinding te maken moet je eerst uitmaken op welke frequentie je gaat werken. Dat hangt af van diverse factoren:

  • Je kiest een amateurband in functie van de propagatiemogelijkheden van het moment. In principe geldt: hoe hoger de frequentie, hoe verder je komt met minder vermogen. De hogere frequentiebanden zijn niet altijd open; zie daarvoor de pagina's over ontvangen en propagatie en zendbereik. Voor verbindingen op kortere afstand ( tot ong. 1000 km ) zijn de lagere banden ( < 10 MHz ) vaak beter geschikt. De eenvoudigste manier om er achter te komen of een band "open" is, is er eens over heen draaien om te horen of je stations hoort. Je kan ook afgaan op de spots in de DX-cluster.
  • Je houdt natuurlijk ook rekening met de eventuele beperkingen van je vergunning en met de bandplanning: je gaat geen praatjes maken in SSB in het CW-segment of in het DX-venster. Binnen de bandplannen bestaan er informele afspraken over welk "soort" stations, welk stukje band gebruiken. Op 14 MHz zitten bijvoorbeeld DX-stations in SSB rond 14.195 MHz, SSTV rond 14.230 MHz, IOTA-stations rond 14.260 MHz, QRP rond 14.285 MHz. Probeer dergelijke frequenties te vermijden als je niet tot de bedoelde groep gebruikers behoort.
  • Heb je een geschikte frequentie gevonden, dan stel je je transceiver en antennetuner goed in en vraag je of de frequentie écht vrij is. Het is niet omdat jij niets hoort, dat er geen QSO aan de gang is: misschien hoor jij het andere station gewoon niet door de propagatie. In de amateurwereld geldt het principe dat wie een frequentie in gebruik heeft, die verder kan gebruiken zolang hij wenst. Als iemand je dus meldt dat 'the frequency is in use", dan wijk je enkele kHz uit voor je oproep.
  • Hoe verloopt een "standaard" amateurverbinding of QSO ?

    Meestal begint een verbinding op HF met een amateur die een algemene oproep ( "CQ" ) start op een vrije frequentie. In 95 % van de gevallen verloopt dat in het Engels - of iets dat daar op lijkt ! Vaak hoor je iets in de stijl van "Siekjoe, siekjoe, siekjoe, this is IT9ABC, IT9ABC calling siekjoe on twenty meters and standing by for any call". Dat is een nogal lange zin, maar het is de bedoeling dat iemand die toevallig "over die frequentie draait", iets hoort en de tijd heeft om nauwkeurig af te stemmen.
    Stel dat een Duitse amateur DL1XYZ daarop wil antwoorden, dan gaat dat als volgt: "IT9ABC, this is DL1XYZ DL1XYZ calling."
    Het Italiaans station heeft de oproep gehoord: "DL1XYZ from IT9ABC, good afternoon Old Man, you are 5 by 7, 5 by 7 here in Sicily. My name is Luigi. How do you copy ? DL1XYZ from IT9ABC, over"
    Dan is het Duits station weer aan de beurt: "IT9ABC from DL1XYZ: OK, thank you Luigi for my report. Your report is also 5 by 7 in Köln and my name is Helmut. What is your QTH ? IT9ABC from DL1XYZ over."
    Noteer dus dat je altijd eerst de roepnaam van het tegenstation vermeldt, en dan pas de eigen roepnaam. Let er op of het tegenstation je roepnaam wel helemaal correct heeft, zo niet herhaal je hem nog een aantal keer tot het OK is. Ga niet door met het QSO zolang het tegenstation je callsign niet correct heeft.
    Roepnamen worden normaal gespeld volgens het internationaal spellingsalfabet ( alfa, bravo, charlie... ), maar sommige amateurs gebruiken ook wel afwijkende spelwoorden. Dat is natuurlijk niet bevorderlijk voor een eenduidige communicatie... Veel Italiaanse, Spaanse, Russische amateurs gebruiken voor binnenlandse verbindingen hun eigen nationaal spellingsalfabet.
    Dan volgen gewoonlijk het rapport: een cijfer van 1 tot 5 voor de verstaanbaarheid, en een tweede cijfer van 1 tot 9 voor de signaalsterkte. Bij bijzonder sterke signalen geeft men ook wel het aantal db boven S9, afgekort klinkt dat dan bijv. als "20 over 9". Die signaalsterkte lees je in principe af op de S-meter van je ontvanger, maar ze hangt natuurlijk ook af van beide antennes, demping in de voedingslijn enz... Veel zendamateurs nemen het dan ook niet zo nauw en schatten de signaalsterkte, of geven bij een goed signaal altijd 5 9...

    Bij alledaagse QSO's worden normaal ook het QTH ( locatie ) en de voornaam van de operator uitgewisseld. Heeft men zin om nog wat te kletsen dan komen "rig" ( het type zender en soms het merk van de microfoon ), het type en de hoogte van de antenne en de "weatherconditions" ( bewolking, buitentemperatuur ) aan bod. Daarna kan nog allerlei informatie uitgewisseld worden, maar sommige activiteiten zijn niet toegelaten, bijv. berichten voor derden door te geven, muziek te draaien of reclame te maken...
    Tenslotte worden nogmaals de beide roepnamen gegeven.
    Je zal merken dat er heel wat vreemde termen en afkortingen gebruikt worden. De meeste daarvan hebben we op een pagina over "hamtalk" opgelijst.
    IT9ABC had de vrije frequentie en behoudt die normaal voor een eventuele volgende algemene oproep of voor een ander station dat het eerste QSO heeft gehoord en zijn beurt heeft afgewacht om met IT9ABC een verbinding te maken. Als DL1XYZ een nieuwe verbinding wil maken, zoekt hij op een andere frequentie een tegenstation of roept hij CQ.

    In dit Youtubefilmpje kan je zien hoe één en ander in praktijk gaat: de Braziliaanse amateur Fabian, roepnaam PY3VK, zit op de 28 MHz band en wordt aangeroepen door een hele reeks amateurs uit ( vooral ) de VS ( die nauwelijks hoorbaar zijn in de opname). Om snel te werken geeft hij aan elk station enkel een ontvangstrapport, zijn voornaam en soms zijn stad ( Curitiba ). Blijkbaar probeert hij zo veel mogelijk Amerikaanse staten te werken want hij noteert telkens de stad of staat van het tegenstation. Hij roept ook niet "CQ" maar "QRZ" - er zijn blijkbaar heel wat stations die hem tegelijk aanroepen - en hij neemt het niet al te nauw met het internationaal spellingsalfabet...

    In CW verloopt de procedure grotendeels analoog, zij het dat er veel meer afkortingen worden gebruikt: Q-codes en afkortingen van veelal Engelse woorden. Ook cijfers worden vaak afgekort: als het evident is dat er cijfers geseind worden, worden de "overbodige" strepen vaak weggelaten: 1 wordt dan als "a" geseind, 9 als "n" en een 0 als een "t". Aan het rapport wordt achteraan een derde cijfer toegevoegd voor de zuiverheid van de "toon", als alles perfect is wordt dat dus RST=599 of afgekort geseind als "5NN". NB: om CW aan te leren of je snelheid op te drijven kan je gebruik maken van diverse software - zie de pagina over software op deze site.

    Bij contests ( en ook in DX-pile-ups ) komt het er op aan binnen een beperkte tijd, zoveel mogelijk verbindingen te maken. Er wordt dan enkel de hoogst noodzakelijke informatie uitgewisseld: roepnaam, rapport en "serial". Aan andere informatie ( naam, QTH, stationsbeschrijving... ) wordt geen tijd verloren.
    Voorts maakt men in een contest een onderscheid gemaakt tussen twee manieren van werken: "running" en "search en pounce".
    Een sterk conteststation of een bijzonder station ( DX, Special Event Station ) zet zich op een vaste frequentie en blijft daar constant zitten. Alle andere stations roepen dat station dan altijd op zijn frequentie aan ( of bij DX-stations op de opgegeven split-frequentie - zie hieronder ). Dat heeft het voordeel dat het running station geen tijd verliest met tegenstations op te zoeken. Het kan zo een heel hoog aantal verbindingen binnen een beperte tijdsspanne maken. Die aanpak noemt men "running".
    Search and pounce ( te vertalen als "zoeken en kloppen" :) wordt meestal gebruikt door zwakkere stations die niet in staat zijn om hun frequentie te behouden in een drukke contest. Zij draaien over de band en werken alle ( running ) stations die ze daarbij tegenkomen. Dat is minder efficiënt, maar heeft wel het voordeel dat je vrij kan kiezen wie je werkt en gericht "multipliers" kan opzoeken. Over contest kan je iets meer lezen op een andere pagina van deze website.

    Gerichte oproepen en "Split"-verkeer

    Soms hoor je wel gerichte CQ's, bijv. "CQ Stateside" waarbij bijv. een Europees amateur een verbinding met de VS wenst. Hij wil dan niet werken met andere stations en de beleefdheid wil dat je daar niet op antwoordt als je geen Amerikaans 'Stateside'-station bent.

    Wat ook wel gebeurt is dat stations die erg gezocht zijn, een "call by numbers" doen om de drukte van de "pile up" te spreiden in de tijd. Ze roepen dan gedurende een paar minuten "CQ nr. 1", en beantwoorden enkel oproepen van stations met een cijfer 1 in de roepnaam. Vervolgens gaan ze door met "CQ nr. 2". Het vergt soms wel een kwartiertje geduld eer jouw cijfer aan de beurt is...

    Een DX-station dat heel veel aanroepen krijgt, schakelt gewoonlijk om naar "split"-verkeer: het roept op een bepaalde frequentie, bijv. 14.205 KHz, maar luistert op frequenties wat hoger in de band, bijv. van 14.210-14.215 KHz. Daardoor kan hij de aanroepende stations wat spreiden en kunnen de tegenstations hem horen zonder dat hij verdrinkt in de "pile-up". Het DX-station geeft dat meestal aan met iets in de zin van "listening 5 to 10 up" en als het goed gaat hoor je enkel het DX-station op zijn frequentie, géén tegenstations: die roepen hem immers allemaal een stukje hoger in de band op. Het is dan uiteraard niet de bedoeling dat je op zijn zendfrequentie gaat roepen. Heb je dat niet door en roep je toch op de frequentie van het DX-station dan zullen er al gauw andere stations "split !", "up!" of lelijke woorden beginnen schreeuwen !
    Weet dat de meeste moderne transceivers beschikken over een speciale functie om automatisch op een andere frequentie te zenden dan diegene waarop je luistert. Zoek dat eventueel eens op in de handleiding en probeer het uit zodat je het goed in de vingers hebt want dit wordt vaak gebruikt door DX-stations.

    Lokale QSO's

    Op VHF en UHF wordt de radio bijna als een telefoon gebruikt omdat de kwaliteit van de verbindingen in FM meestal véél beter is dan de SSB op HF. Bijgevolg zijn de QSO's daar veel minder gestructureerd, er wordt over van alles gebabbeld. Het enige wat wél systematisch gebeurt is het regelmatig doorgeven van de roepnamen. Dat is immers een reglementaire verplichting. Rapporten worden vaak niet gegeven, tenzij je een verbinding maakt met een station waarmee je nog niet "gewerkt" hebt, er experimenten gedaan worden, of wanneer bijv. een mobiel station aan de rand van het bereik van de repeater komt.
    Als je langere gesprekken over de repeater voert laat je best regelmatig even een pauze waardoor zwakke portabele en mobiele stations er tussen kunnen komen. Op repeaters hebben die immers voorrang tegenover vaste stations.